Voorbeeld van het gebruik van veiligheidsingangsfuncties
Hier vindt u een voorbeeld van het gebruik van veiligheidsingangen.
Dit voorbeeld is als volgt: er is een Noodstop-functie (ESTOP) aan SAFETY_IN1 toegewezen, er is een noodstopschakelaar op de SAFETY_IN1-poort aangesloten, en we bedienen de noodstopschakelaar om de veiligheidsingang te controleren.
Instellen
Volg de onderstaande procedure om de veiligheidsfunctieparameters in te stellen.
Selecteer in Epson RC+ de optie [Setup] - [System Configuration], en start vervolgens de Safety Function Manager onder [Controller] - [Safety Functions].
Selecteer voor [SAFETY_IN1] de functie [ESTOP].
Pas de instellingen toe.
De werking controleren
Volg de onderstaande procedure om de werking te controleren.
Selecteer in Epson RC+ de optie [Tools] - [I/O Monitor], en selecteer vervolgens [Safety Board].
Druk op de noodstopschakelaar die is aangesloten op SAFETY_IN1 om de noodstopfunctie in te schakelen.
BELANGRIJKE PUNTEN
Omdat de veiligheidsingangen negatieve logica gebruiken, komt het niveau Laag (0 V) overeen met de status AAN.
Controleer dat SAFETY_IN1 overschakelt naar AAN (wit).
Controleer dat [EStop] rechtsonder in Epson RC+ brandt.
Laat de noodstopschakelaar die is aangesloten op SAFETY_IN1 los om de noodstopfunctie uit te schakelen.
Controleer dat SAFETY_IN1 overschakelt naar UIT (groen).
Resetten
Volg de onderstaande procedure om de noodstopstatus te resetten.
Laat de noodstopschakelaar los.
Voer de resetbewerking uit.
EPSON RC+ 7.0: Selecteer in EPSON RC+ het item [Robot Manager] - [Control Panel] en klik vervolgens op de knop [Reset].
Epson RC+ 8.0: Selecteer in Epson RC+ het item [Robot Manager] en klik vervolgens op de knop [Reset].Controleer dat [EStop] rechtsonder in Epson RC+ uitgaat.