Aansluitingen

Aansluiting van vergrendelde beveiligingsschakelaar (veiligheidsapparaat) en noodstopschakelaar

Om de veiligheid te garanderen, moet er een beveiligingsschakelaar, noodstopschakelaar of gelijksoortig veiligheidsapparaat worden aangesloten op de I/O-veiligheidsconnector of noodstopingangsconnector van de Controller. Raadpleeg de volgende gedeelten voor details.
De noodstopingangsconnector
De I/O-veiligheidsconnector

Als er niets op de I/O-veiligheidsconnector is aangesloten, werkt de Controller niet normaal.

De standaardtoewijzingen zijn als volgt:

  • NOOD-connector: Korte stekker
  • Veiligheids-I/O 1 kan.: Noodstop (Estop)
  • Veiligheids-I/O 2 kan.: Beveiliging (SG)

Voeding van de Controller

Sluit de voeding van de Controller aan. Voor details over de voedingsspecificaties en het aansluiten van de netkabel, raadpleeg het volgende gedeelte.
Voeding

Aansluiting van Manipulator en Controller

Opmerkingen over de aansluitingen

  • Voordat de aansluiting wordt gemaakt
    Controleer voordat u een connector aansluit of de pennen niet verbogen zijn. Als een connector met verbogen pennen wordt aangesloten, kan dat leiden tot beschadiging van de connector en storing van het robotsysteem.

  • Aansluitingsprocedure
    Zet de Controller en gerelateerde apparatuur uit en haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcontact voordat u een aansluiting uitvoert. Het is uiterst gevaarlijk om werkzaamheden uit te voeren met ingeschakelde voeding. Dat kan leiden tot een elektrische schok en/of storing van het robotsysteem.

  • Kabels
    Sluit de kabels juist aan.
    De kabels moeten altijd aangesloten zijn. Bescherm de kabels met een beschermende afdekking. Plaats geen zware voorwerpen op de kabels, buig ze niet te sterk, trek er niet hard aan en let op dat ze niet bekneld raken. Beschadigde kabels, gebroken draden en slechte contactpunten zijn uiterst gevaarlijk en kunnen leiden tot een elektrische schok en/of storing van het robotsysteem.

  • Informatie in verband met aansluitingen
    Controleer of het serienummer van de Manipulator en de Controller overeenkomt wanneer ze met elkaar worden verbonden. Een onjuiste verbinding tussen de Manipulator en de Controller kan niet alleen storing van het robotsysteem veroorzaken maar ook veiligheidsproblemen.
    Op de Controller wordt het serienummer van de ondersteunde Manipulator vermeld.

  • Bedrading
    Alleen bevoegde of gecertificeerde personen mogen de bedrading aanleggen. Als onbevoegde of ongecertificeerde personen aan de bedrading werken, kan dat leiden tot lichamelijk letsel en/of storing van het robotsysteem.

  • In geval van cleanroom-modellen
    Als de Manipulator een cleanroom-model is, moet er een uitlaatsysteem worden aangesloten. Voor details over het uitlaatsysteem, raadpleeg de volgende handleiding.
    "Handleiding van de Manipulator"
    De Controller is niet ontworpen volgens cleanroom-specificaties en moet dus buiten de cleanroom worden geplaatst, of er moeten andere maatregelen worden genomen.

  • Voor een model met beschermende eigenschappen
    Sluit de voedingskabelconnector en de signaalkabelconnector onmiddellijk na de installatie van de Manipulator aan op de connectorplaat op de Manipulator. Als de Manipulator niet aangesloten is, kan er een elektrische schok en/of storing van het robotsysteem ontstaan omdat IP65-bescherming niet kan worden gegarandeerd.