Veiligheidsfunctieparameters voor veiligheidsingangen en veiligheidsuitgangen instellen

Deze instellingen worden gebruikt door de functies van veiligheidsingangen en veiligheidsuitgangen.

Instellingen voor veiligheidsingangen
Deze instellingen bepalen welke functie wordt ingeschakeld voor een veiligheidsingang. Bijvoorbeeld, als u een noodstop wilt maken wanneer een signaal wordt ingevoerd naar SAFETY_IN1, schakel dan het selectievakje op het snijpunt van SAFETY_IN1 en ESTOP in.

Nr. Naam Functie Opmerkingen
1. Instellingen voor veiligheidsingangen
1.1 SAFETY_IN1 Functie-instelling voor SAFETY_IN1 U kunt voor elke veiligheidsingang de functie instellen door een van de functies toe te wijzen die worden vermeld bij "A. Veiligheidsfuncties die kunnen worden toegewezen" in de onderstaande tabel.
1.2 SAFETY_IN2 Functie-instelling voor SAFETY_IN2
1.3 SAFETY_IN3 Functie-instelling voor SAFETY_IN3
1.4 SAFETY_IN4 Functie-instelling voor SAFETY_IN4
1.5 SAFETY_IN5 Functie-instelling voor SAFETY_IN5
Nr. Naam Functie Opmerkingen
A. Veiligheidsfuncties die kunnen worden toegewezen
Standaardfuncties ESTOP Noodstop In de fabrieksinstellingen wordt ESTOP aan SAFETY_IN1 toegewezen.
SG Beschermende stop In de fabrieksinstellingen wordt SG aan SAFETY_IN2 toegewezen.
Veiligheidsfunctieopties SLS_1, SLS_2, SLS_3 Snelheidsveiligheidstoezicht (SLS)

SLS_1, 2 en 3 kunnen aan veiligheidsingangen worden toegewezen om de veiligheidsuitgangen en de veiligheidssnelheidslimiet in te stellen.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Veiligheidsfunctieparameters voor snelheidsveiligheidstoezicht (SLS) instellen

In de voorgeschreven bedrijfsmodi is controle door SLS_T en SLS_T2 ingeschakeld zonder dat u deze aan een veiligheidsingang hoeft toe te wijzen.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Snelheidsveiligheidstoezicht (SLS)

SLP_A, SLP_B, SLP_C Positieveiligheidstoezicht (SLP)

SLP_A, B en C kunnen aan veiligheidsingangen worden toegewezen om de veiligheidsuitgangen en controlezones in te stellen.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Instellingen voor de installatiepositie van de robot voor positieveiligheidstoezicht (SLP)

VOORZICHTIG


  • Als ESTOP niet is ingesteld voor SAFETY_IN, moet een noodstopschakelaar worden aangesloten op de noodstopingangsconnector of moet er een teach-pendant worden aangesloten.
  • SG moet op één of meer SAFETY_IN worden ingesteld.

BELANGRIJKE PUNTEN


De instellingen voor de veiligheidsingangen zijn in drie groepen verdeeld.  

  • Voor één SAFETY_IN kan één van de groepen veiligheidsfuncties worden geselecteerd.
  • Uit groep 3 kan een combinatie van functies worden geselecteerd.
    • Van de SLS-opties kan er één worden geselecteerd.
    • Van de SLP-opties kan een willekeurige combinatie worden geselecteerd. Als SAFETY_IN wordt aangezet, worden de gecombineerde functies allemaal ingeschakeld.

Instellingen voor veiligheidsuitgangen
Deze instellingen bepalen de condities wanneer de veiligheidsuitgangen een signaal uitvoeren. Bijvoorbeeld, als u een signaal wilt uitvoeren van SAFETY_OUT1 wanneer STO wordt uitgevoerd, schakel dan het selectievakje op het snijpunt van SAFETY_OUT1 en STO in.

Nr. Naam Functie Opmerkingen
2. Veiligheidsuitgangspoorten
2.1 SAFETY_OUT1 Functie-instelling voor SAFETY_OUT1 U kunt voor elke veiligheidsuitgangspoort de functie instellen door een van de functies toe te wijzen die worden vermeld bij "B. Veiligheidsfuncties die kunnen worden toegewezen" in de onderstaande tabel.
2.2 SAFETY_OUT2 Functie-instelling voor SAFETY_OUT2
2.3 SAFETY_OUT3 Functie-instelling voor SAFETY_OUT3
Nr. Naam Functie Opmerkingen
B. Veiligheidsfuncties die kunnen worden toegewezen
Standaardfuncties STO Voert een signaal uit wanneer veilige koppeluitschakeling wordt uitgevoerd.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Veilige koppeluitschakeling (STO)

EP_RC Het uitgevoerde signaal geeft aan of de noodstopknop die is aangesloten op de noodstopingangsconnector van de robotcontroller aan of uit staat.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Noodstop

EP_TP Het uitgevoerde signaal geeft aan of de noodstopknop op de teach-pendant aan of uit staat.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Noodstop

EN_SW Het uitgevoerde signaal geeft aan of de inschakelschakelaar op de teach-pendant aan of uit staat.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Inschakeling

SLS_T Het uitgevoerde signaal geeft aan of snelheidsveiligheidstoezicht (SLS_T) ingeschakeld of uitgeschakeld is.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Snelheidsveiligheidstoezicht (SLS)

SLS_T2 Het uitgevoerde signaal geeft aan of snelheidsveiligheidstoezicht (SLS_T2) ingeschakeld of uitgeschakeld is.
Optionele veiligheidsfuncties SLS_1,SLS_2,SLS_3 Het uitgevoerde signaal geeft aan of snelheidsveiligheidstoezicht (SLS) ingeschakeld of uitgeschakeld is.

Veiligheidsfunctieopties.

Een functie kan alleen aan een veiligheidsuitgang worden toegewezen als deze aan een veiligheidsingang is toegewezen.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Snelheidsveiligheidstoezicht (SLS)

SLP_A,SLP_B,SLP_C Het uitgevoerde signaal geeft aan of positieveiligheidstoezicht (SLP) ingeschakeld of uitgeschakeld is.

Veiligheidsfunctieopties.

Een functie kan alleen aan een veiligheidsuitgang worden toegewezen als deze aan een veiligheidsingang is toegewezen.

Raadpleeg het volgende gedeelte voor details.

Positieveiligheidstoezicht (SLP)

BELANGRIJKE PUNTEN


Het is mogelijk om meerdere functies te selecteren. Als een van de geselecteerde functies actief is, wordt een signaal uitgevoerd van SAFETY_OUT.